Zomerinterview 2024
Een zelfinterview is een manier om zaken helder te krijgen. Vragen stellen aan jezelf, je wordt gedwongen te formuleren en te presenteren. Dit keer wil ik het zomerinterview wijden aan onze positie als ‘uitdager’ van de gemeente. Hoe daar mee om te gaan door zowel onszelf als de gemeente. We zijn nu vijf jaar onderweg sinds het begin van ons uitdaagtraject, ‘Stadsgeneeskunde in de praktijk.’ Hierbij nemen we een aantal taken over van de gemeente die we op onze wijze invullen conform de afspraken. In ons geval nemen we schoon en groen taken over en voeren die tegen dezelfde kosten uit. We doen het alleen anders. Te weten participatief en integraal. We maken schoon en tuinieren tegelijkertijd. Dat laatste doen we op ecologische wijze waarbij de inheemse natuur mag meedoen. We hebben deze methode ontwikkeld in onze inmiddels 20-jarige praktijk. Dit uitdagen leek ons de beste weg onze aanpak verder te ontwikkelen en met de gemeente te kunnen samenwerken. Dit kan via het Right to Challengeoftewel het uitdaagrecht dat inmiddels in de wet is opgenomen en dat door gemeenten de komende jaren vormgegeven dient te worden. Daarom hebben we de gemeente uitgedaagd in 2018 en zijn we in 2019 met ons traject gestart op vier plekken in Rotterdam waar we al actief waren.
Hoe gaat het?
Het gaat goed maar om verder te kunnen groeien moeten we beter samenwerken met de gemeente. Het gemeentelijke besturingssysteem is er hier echter niet op ingericht. Dit zorgt voor heel wat wrijving en misverstanden in de uitvoering. Wij met vele andere burgerinitiatieven dan wel sociale ondernemingen zitten in de botsingszone van het informele initiatief en het formele handelen. Dat geeft frustratie aan beide zijden.
Waarom wil je het daar over hebben?
Wij zijn als Creatief Beheer al meer dan 20 jaar een informele partij die met de formele gemeente werkt. Dat gaat vaak goed bij tijdelijke projecten zoals festivals of kunstprojecten in de wijk. Als je evenwel structureel wil samenwerken kom je in botsing met de lopende praktijk. De beleidsplannen, de methodiek, de aanbestedingen, de procedures. Ik denk dat een goed samenspel tussen formele en informele partijen de uitvoering van zowel welzijn, zorg en onderhoud in de praktijk enorm kan verbeteren. Door de situatie goed te analyseren ontstaat er ruimte en zicht op de kansen en knelpunten.
In Warschau in Polen gebeurt het groenbeheer al op die manier met gemeenschappelijke verantwoordelijkheid en het samenspel tussen formeel en informeel. Natuurlijk vereist dit inspanning en aanpassing aan beiden zijden. Maar het is de moeite waard.
Hoe doe je dat?
Door een andere strategie te volgen in het beheer richting intrinsieke en dus gratis preventie op het gebied van de volksgezondheid. Er zijn een aantal criteria die zorgen voor wat men tegenwoordig ‘positieve gezondheid’ noemt. Zaken die beschermen tegen ziekte. Deze criteria zijn wonderlijk simpel. Als je kijkt naar de oorzaken van meer dan 90% van onze ziektelast zijn dat juist de intrinsieke zaken in onze moderne samenleving. Ik zeg het tot vervelens toe; eenzaamheid, stress, weinig bewegen en slechte voeding. Om dit te veranderen moeten we onze manier van leven en werken veranderen. Dat kan in dit geval alleen samen. Het begint altijd met anders naar dingen te kijken. Algehele preventie levert immers veel maatschappelijk rendement op. De ziektekosten stijgen gestaag en een gezondere samenleving is natuurlijk de beste oplossing. Dit is dus typisch een overheidstaak. Waarom zou een bedrijf dit doen als het er niet aan kan verdienen? Waarom zou de farmaceutische industrie streven naar minder en goedkopere medicijnen? Dit kost geen geld maar transitiekracht en daar zijn informele netwerken veel beter in dan de gevestigde orde. De warme versus de koude hand. Warschau laat zien dat het niet al te moeilijk is en ze lossen daar de verschillende problemen gaande weg op. Eigendomsrechten, contracten, vergunningen het is complex en feitelijk alleen in de praktijk op te lossen.
Wat bedoel je met complex?
Ik zeg het fout. Het analoge is complex, de contracten, eigendomsrechten e.d. zijn ingewikkeld. We hebben het zelf zo ingewikkeld gemaakt. Levende systemen zijn niet ingewikkeld maar complex. Dat is wezenlijk anders. Ingewikkelde systemen zijn volledig te kennen, dat geldt niet voor complexe systemen. Ik had moeten zeggen de wereld is complex en daarom hebben we de praktijk nodig om onze ingewikkeldheid te ontrafelen en te versimpelen. Complexiteit kun je veel beter vanuit simpele principes benaderen die richting geven aan een proces, aan het werkveld. Dat werkt beter dan met ingewikkelde systemen die weinig flexibel zijn en geen ruimte meer laten voor creativiteit en autonomie. De systemen verliezen gaandeweg contact met de werkelijkheid, die zich vanzelfsprekend informeel, creatiever en autonomerontwikkelt. Het systeem zelf is het probleem nu.
De klimaatcrisis en de verschraling van ecosystemen en het bijbehorend verlies van soorten is een teken dat onze natuurlijke buffers zijn uitgeput en nutteloos geworden. De economie is natuurlijk ook een ecosysteem waar wij in levenen dat parasiteert op de natuurlijke ecosociale systemen. De economie we laten blijven groeien ten koste van alles wat in de weg staat. Dat lossen we wel technisch op.
Dat is niet te stoppen toch?
Het stopt vanzelf. Er is op wetenschappelijk en intellectueel niveau een grote verandering aan de hand. Het komt erop neer dat de mens weer in de natuur wordt geplaatst. Of gekwakt kan ik beter zeggen. Daar zijn immers de oplossingen voor de huidige problemen. Vandaar dat ik aan een methode werk die past in deze toekomstvisie en met de natuur mee werkt. De natuur bezit immers een regeneratief vermogen dat wij niet hebben. Analoge buffers die een gezonde leefomgeving garanderen onafhankelijk van technologie. Zelfvoorzienend zogezegd als buffer tegen diezelfde technologie. Dat kan de natuur.
We kunnen toch niet zonder technologie?
Technologie ontwikkelt zich samen met het gebruik. Het is voor-de-hand-liggend dat we technologie en wetenschappelijke vooruitgang gebruiken om de huidige problemen op te lossen. Dat is wat we altijd deden en het is iets waar direct geld aan verdiend kan worden. Het ironische of ronduit onheilspellende is dat deze vooruitgang weliswaar in een lineaire analyse - ons oorzaak-gevolg treintje - wellicht een verbetering laat zien op microniveau maar in een complexe analyse een achteruitgang van de bufferende capaciteit van de samenleving parallel aan de verschraling van ecosystemen in de natuur. Dat is wat de wetenschap momenteel zegt en hier zijn technologische oplossingen weinig effectief. Ze verergeren meestentijds de sociale en ecologische verschraling. Van automatiseren naar handwerk, vakkennis en zelf denken. We hebben onszelf effectief geatomiseerd en tot machines gemaakt helemaal vergroeit met apparaten en het internet. We hoeven niet meer te denken, dat wordt voor ons gedaan. We hebben op alle fronten geparasiteerd op onze natuur en deze zo naar onze hand gezet dat we het contact hebben verloren. Onze sociale en ecologische buffers zijn leeg getrokken door de vernietigende vooruitgang.
Is dat niet wat boud gesteld?
Nee, ik denk het niet. Het is misschien wat apocalyptisch gesteld om mijn punt te verduidelijken maar kijk om je heen. Ik heb de tijd nog meegemaakt dat er slechts zwart/wit televisie was met twee zenders. Hoe kunnen we de huidige exploderende informatiestroom managen zonder onszelf tot machines te maken. Waar blijft ons denken? Dat is een interessantere vraag dan de vraag of wij tot machines worden gemaakt. Dat laatste is evident. We hebben ons de laatste vijftig jaar in ras tempo actief gekolonialiseerd door de techniek. Al onze aandacht ging hier naar uit. Daardoor hebben we onze natuur en onszelf laten verschralen tot wat we nu zijn. Zijn we er betere mensen van geworden?
De oplossing zit volgens mij in precies dat wat we hebben verwaarloosd; ons alledaagse leven en onze alledaagse interactie met al wat leeft. Daar wordt ons bewustzijn vormgegeven, onze zintuigen getraind en onze aandacht verleidt door de ‘analoge werkelijkheid’ (beeld, geluid, reuk,aanraking, emoties, kortom het geheel). Alles zit daar door elkaar heen en daar kun je jezelf weer tot mens maken. Wat in feite betekent jezelf tot dier maken. Jezelf niet meer boven de dieren of planten plaatsen. We zijn allen creaties van iets dat we niet begrijpen. We lijken immers oneindig veel meer op dieren dan op artificiële intelligentie. Het is volgens mij gezonder zo te denken en praktischer bovenal. Er is momenteel een wetenschappelijke paradigma wisseling gaande die de wetenschappelijke vooruitgang en technologie van lineair naar complex beweegt. De lineaire belofte van vooruitgang is ontmaskerd. Er komt een nieuwe belofte en die belofte gaat uit van onze innige verbondenheid met alles wat bestaat.
Waarop baseer je dat?
Als je het op de langere termijn bekijkt van honderd jaar tot duizend jaar zijn dit de bewegingen volgens historici. Vooruitgang, verzadiging en neergang. Dus ja het is wat abstract voor de alledaagse omgang maar zo abstract waren de vroegere wetenschappelijke beloftes van het kunnen genezen of oplossen van problemen in hun tijd ook. Dat waren ooit godslasterlijkheden en het was zondig zo te denken. God bepaalde dat. In het begin waren de voordelen van de vooruitgang spectaculair. Mensen gingen er bij bosjes in geloven, de heldhaftige wetenschappers werden vereerd in plaats van de heiligen. Na verloop van tijd wordt het ingewikkelder tot het contraproductief wordt en onder eigen zwaarte instort zoals een ster op het eind van haar leven. Over tien jaar vinden we wellicht een medicijn is de belofte die wellicht nog staat. En tot die tijd? We worden nu met het jaar met zijn allen zieker. Met het terugkeren naar ons analoge werkelijkheid kun je vandaag beginnen. Minder eenzaamheid, minder stress, meer bewegen en gezonder eten is de leidraad en de nieuwe wetenschappelijke belofte. Hoe moeilijk kan het zijn. Een gezonde analoge omgeving als basis en buffer. Dat laten groeien in plaats van de economie.
Waarom gebeurt het dan niet?
Het gebeurt, het is aan de hand, het gaat die richting op. Individueel zeker, de bewustwording rond levensstijl is groeiende, er zijn leefstijlcoaches. Dat is allemaal nog op het therapiemodel gestoeld niet op algehele en vroege preventie via de leefomgeving. Het dominante discours bepaald wat zinnig is en wat niet. Het complexe paradigma is relatief nieuw in wetenschappelijk kringen en moet zijn weg naar het leven van alledag en bestuurlijke kringen nog vinden. In de alledaagse praktijk is het lineaire paradigma nog steeds standaard. Het informele wordt hierin niet als een waardevol instrument gezien. In het complexe paradigma is dit juist het waardevolste gedeelte. Dat zijn de huidige blinde vlekken van het dominante discours waardoor het geen stand zal houden. Het is niet voor niets dat je nu overal leest over ecologie en samenhang. Burgerinitiatieven worden op het podium gehesen maar in de praktijk moeten ze vaak knokken om te overleven. Heel veel mensen zijn hier mee bezig zijn en steeds meer mensen gaan het zo zien. We hebben elkaar en de natuur nodig voor onze gezondheid.
Gezondheid zie je niet als een individuele aangelegenheid daar heb je dus de overheid bij nodig. Is dat echt zo?
Het is beiden. De overheid dient ons te beschermen en een gezonde leefomgeving doet precies dat. Wij kunnen niet zelf een gezonde leefomgeving organiseren. Daar hebben we de overheid bij nodig. De overheid heeft om het goed te kunnen doen ook de burgers nodig, de informele netwerken. Daarmee moet je samenwerken zodat ze kunnen groeien net als planten in een tuin. Besturen wordt dan meer tuinieren, mindervoorschrijven en handhaven. Ecosociale systemen zijn immers zelfsturend op principes. Dat spaart enorm veel managementtijd en geeft veel meer vakkennis en creativiteit in de uitvoering. En dit is gewoon te betalen door lopende gelden anders in te zetten. Het kost dus niets extra. Gezien het groeiende personeelstekort heeft extra geld veel minder zinwant je krijgt er de mensen niet voor. Wat wil je nog meer. Extra aanwezigheid en meer handen en ogen in de buitenruimte voor hetzelfde geld. Waardoor het hogere management wordt ontlast. Internationaal zijn veel steden hier al volop mee bezig. Maar in Rotterdam worden het simpelweg over het hoofd gezien en onbedoeld tegengewerkt. Dat doet een beetje pijn. Waarom is de gemeente niet trots. Waarom zien ze dit niet als een kans?
Je krijgt toch veel aandacht en bijval in de media en op de socials?
Inderdaad. Maar als we samen met de gemeente zouden optrekken zou dat veel sterker zijn. We zijn voor de gemeente echter een van de velen. Ambtenaren vinden dat ze hun uiterste best doen ons te helpen. We zouden dankbaar moeten zijn dat zij het mogelijk hebben gemaakt. Dat maakt verdrietig en boos want het hogere doel van onze missie wordt teruggebracht tot een onwerkbaar compromis waar we dankbaar voor moeten zijn. Het maakt ambtenaren vermoedelijk ook boos en droevig, alsof zij het kunnen helpen. Onze passie en inzet wordt altijd geprezen. Ook door hen. Dat maakt het nog moeilijker.
In de praktijk worden we na vijf jaar namelijk nog steeds beoordeeld volgens de oude leidraad groenbeheer (BOR), terwijl wij duidelijk aangeven deze te willen veranderen. Het kenniscentrum C.R.O.W. werkt nu –op ons initiatief - aan een nieuwe leidraad in het groenbeheer die stuurt op biodiversiteit. Onder de werktitel ‘biocrow’ die ik nota bene zelf heb verzonnen. Dus ja, linksom of rechtsom de praktijk gaat die kant op. Zonder een andere manier van kijken en werken los je dit echt niet op. Dat staat voor mij als een paal boven water. Kom op gemeentes hier ligt een kans voor open doel. Verbeter het formele door vertrouwen te geven aan het informele en de inheemse natuur. Werk samen met de burgers op een effectieve manier samen en niet slechts voor de bühne.
Denk je dat het gaat lukken?
Ik heb vertrouwen dat het gaat lukken. Als we de knelpunten oplossen, duidelijke afspraken maken en samen communiceren hebben we een hele stap gezet. ‘De gemeente Rotterdam, kenniscentrum C.R.O.W. en Creatief Beheer starten een project - stadsgeneeskunde in de praktijk - waarin we samen met bewoners werken aan een gezonde leefomgeving in de wijk via het dagelijks onderhoud.’ Dat klinkt beter en maakt het voor ons vele malen makkelijker.
Zo ver zijn we nog niet.
Er is geduld nodig. Het begrip ‘institutionele vernedering’ kwam tot mij dit voorjaar toen ik voor de zoveelste keer mijn ‘negatieve gevoelens’ probeerde een plek te geven. Dit keer was het op het Jalonplein waar wij voor een gesloten hek stonden. Niemand had de moeite genomen ons in te lichtenover de herinrichting. Ik wil de frustratie die wij op dat moment voelen kunnen beschrijven met alle pijnlijkheid van dien zonder iemand te beschuldigen. Als een gemeenschappelijk probleem dat we samen kunnen oplossen en niet iets dat ons is aangedaan. Een probleem van ons allen. De vernedering zit in het systeem en is wederzijds. Zo kun je het een plek geven en rustiger de situatie beoordelen.
Vernedering dat doet de ene persoon de andere toch aan?
Institutionele vernedering is een ingebakken wederzijdse vernedering. Het is een onbedoelde vernedering waar we allemaal last van hebben. Het is het systeem waarin we vastzitten die dit doet. Omdat het nu eenmaal zo gaat. We kunnen er individueel niets aan doen.
Hoe vernederen jullie dan ambtenaren?
Wij stralen uit in ons uitdaagtraject dat de gemeente het niet goed doet en wij het beter kunnen. Dat zet kwaad bloed bij een heleboel mensen. Alsof zij het niet goed doen. Dat is vernederend. Het punt is dat zij het juist goed doen en een heleboel dingen kunnen beter dan wij, maar wel binnen hun eigen referentie kader niet daarbuiten. Dat maakt zeonmachtig. Ze doen immers hun best. Ook al willen ze het anders dat kan niet zonder hulp van bovenaf. De mensen daar weer boven gebruiken data, bestekken en contracten om te sturen. Dat is onwrikbaar. Hoeveel data ze ook verzamelen, hoe ingenieus de bestekken en hoe solide de contracten ook zijn, de sturing blijft top down en formeel. Er is zogezegd geen ruimte om creatief te zijn in de praktijk en ter plekke oplossingen te bedenken. In Warschau doen ze dat dus anders. Er zijn geen werkelijke formele bezwaren die dit verhinderen. Een heleboel ambtenaren zijn het overigens met me eens, maar kunnen er dus weinig aan doen. Wij zijn natuurlijk vaak geholpen door ambtenaren in onze 20 jarige praktijk. Vaker geholpen dan tegengewerkt. Vandaar dat ik niemand wil beschuldigen, liever bedanken.
Wat mensen meemaken in de praktijk, de gesprekken die ze voeren, zitten niet in de data, bestekken of contracten. Hooguit staan deze constateringen in kritische rapporten die dan weer aanbevelingen doen om het systeem te verbeteren. Daar wringt de schoen. Het gaat te langzaam. De feedbackloops zijn te lang. Dat maakt veranderen welhaast onmogelijk.
Volgens mij is een kansrijke route dus om formeel voldoende ruimte voor informele netwerken te organiseren die het systeem ondersteunen en ontlasten. Zo ontstaat gaande weg een effectief samenspel tussen het formele en het informele waarin ze elkaar versterken. De informele netwerken gaan functioneren als buffers; zelfsturende systemen die werken vanuit principes. Het alles verbindende principe is hier een gezonde leefomgeving voor mens, plant en dier. Daar kan volgens mij niemand echt tegen zijn. Dat is de puzzel die wesamen moeten oplossen. Dit geeft zowel lucht en ruimte aan ambtenaren in het formele systeem als aan de mensen die ‘in de problemen’ zitten. Het formele en informele versterken elkaar en worden er beiden beter van. Dat is wat mij betreft de denkrichting. Sommige zaken kunnen beter worden gedaan door het informele circuit en andere door het formele. Dat is onze gemeenschappelijke puzzel.
Denk je dat ze hier naar luisteren?
Dat hoop ik. Het enige wat we kunnen doen is trots zijn op wat we bereikt hebben. Positief in de wedstrijd staan. Ons verhaal zo goed mogelijk vertellen en laten zien dat het werkt.
De diensten beoordelen ons naar hun eigen formele maatstaven. Dezelfde maatstaven waarop ze zelf beoordeeld worden. Dat valt te begrijpen alleen dat is niet de afspraak. Voor een heleboel mensen klinkt dit ondankbaar of arrogant. Tegelijkertijd moet ik het wel benoemen omdat het groei en ontwikkeling van onze aanpak in de weg staat. Negatieve emoties kosten energie en tijd. Energie die je beter aan iets positiefs kunt besteden. Als ik het opschrijf kan ik het loslaten. Plezier in mijn werk is essentieel. Anders hou ik het niet vol. Het moet geen verbeten strijd worden dan verliest het haar charme. Een beetje strijd mag natuurlijk wel. Je moet je niet op je kop laten zitten. Binnenkort praten we met de directeur van Stadsbeheer over onze rol en samenwerking met Stadsbeheer. Wie weet komt daar ruimte.
Alles verloopt dus volgens plan?
Eigenlijk wel ja. Weerstand valt te verwachten en je leert ervan. Zo probeer ik het negatieve een positieve insteek te geven. Ik kan niet in de toekomst kijken maar zoals gezegd ik kan wel werken vanuit principes richting een betere toekomstwaar ik in geloof. Ik ben overigens niet de enige. Dat willen en doen toch een heleboel mensen.
Wat is het plan?
Onze redding ligt in de herwaardering van onze analogewerkelijkheid. De publieke ruimte in steden is het hart van onze sociale omgang, waar we elkaar ontmoeten, samenwerken en van elkaar leren. Deze ruimte is aan het verschralen. Kinderen spelen minder en minder buiten. Er is nauwelijks reden er te verblijven. Een groot deel van de mens tot mens interactie is naar de telefoon en de sociale media verhuist. Die voeden onze kinderen inmiddels op.
Kinderen spelen net zo lief buiten dan met de computer alsdaar gelegenheid toe is. Als het uitdagend en veilig is. En ze er vroeg mee in aanraking komen. Digitale media werken verslavend, daar zijn ze voor gemaakt. Vroeg geleerd oud gedaan. Hier ligt een grote kans. Het vitaliseren van de analoge publieke ruimte, de directe publieke interactie in de wijk betekent simpelweg meer aanwezigheid en meer mens tot mens ontmoetingen in het alledaagse. Dat kan dus prima via het dagelijks onderhoud.
De babynatuurtuin in Park 1943 is dan weer een podium om de boodschap onder de aandacht te brengen en tegelijkertijd kinderen en ouders daadwerkelijk naar buiten te krijgen. Bewustwording is erg belangrijk. Ze kunnen net zo goed buiten de babynatuurtuin de natuur in. Veel mensen vinden de natuur vies, vandaar dat we een mooie vrolijke schonebabynatuurtuin hebben gemaakt om de drempel te verlagen en die als ontmoetingsplek kan dienen.
Zo kun je creatief ruimte en tijd creëren om noodzakelijk ‘vrijmet elkaar’ te zijn. Je komt er dan achter dat vrijheid overal verspreid aanwezig is in analoge interactie. Veel minder in de digitale interactie. Daar wordt je bekeken en geleid. Big brother is watching you.
Verklaar je nader.
In het analoge zijn sociale codes waar je creatief mee om kunt gaan. Lachen, flirten, boos worden, huilen en ga zo maar door. Daar zit vrijheid. Met sommige mensen klikt het en met sommige niet bijvoorbeeld. Dat maakt het verschil in het analoge. Die vrijheid kun je gebruiken. Het komt erop neer dat we ons natuurlijke sociale jager-verzamelaar gedrag creatiever kunnen gebruiken. Zo zijn we immers evolutionair geprogrammeerd. Daar worden we meer mens van. Het verlaagt stress, maakt minder eenzaam en doet bewegen.
Als consumenten zijn we natuurlijk ook aan het jagen en verzamelen in maar dan in voorgeprogrammeerde schappen en artikelen. Jagen op koopjes. Een huis met steeds meer spullen. De wereld is een winkel geworden met nu nog een extra schap voor de natuur; bijtjes en bloemetjes. Kansloze missie.
Ik focus me op een ander type ‘winkel’ die al veel langer bestaat de winkel voor waardevolle gratis dingen die je gewoon kunt vinden en gebruiken maar niet doorverkopen. Die komen dus nooit in een schap in de supermarkt want ze zijn persoonlijk, in het ‘wild’ te vinden en niet verhandelbaar. Zoals het begrip ‘institutionele vernedering’, je kunt je er gevoel een plek mee geven. De enige manier er aan te verdienen is het gratis weg te geven. Je krijgt er dan altijd iets voor terug omdat dat ook weer niet te koop is.
Bij deze dus; ‘institutionele vernedering’ met definitie. Wederzijdse vernedering van mensen door contraproductief handelen in formele/informele aangelegenheden. Ambtenaren aanvallen helpt niet die kunnen het immers ook niet helpen.
Hoe zie jij dan wat er nu gebeurt in de sociale sector in Rotterdam. Hier worden ‘informele zorgaanbieders’ stevig gekort.
Dat is dus niet handig. Erg dom. Dit zorgt voor een hoop vernedering zowel voor ambtenaren als burgers. Ik ken de organisaties die het treft. We komen elkaar regelmatig tegen en werken soms samen. De manier waarop het nu gebeurt is een beetje zoals Frans K verdween in het ‘Proces’ van FranzKafka. Vernederd en vol schaamte.
De organisaties lieten de afgelopen maand flink van zich horen en kregen veel bijval en steun in de gemeenteraad, maar ze werden simpelweg overruled. Ik vermoed dat de verantwoordelijk wethouder en de coalitiepartijen hier ook niet gelukkig mee zijn. Er is niet goed over nagedacht. Volgens mij is de echte reden dat de uitgezette welzijnsbudgetten veel moeilijker zijn te korten omdat dit langlopende contracten zijn, onlangs nog verlengd. De welzijnsorganisaties hebben de beschikking over goede juristen en de contracten zijn waterdicht. Het is dus gemakzucht en dat mag je het college aanrekenen. Want zij zijn officieel verantwoordelijk voor dit beleid. Er komen altijd weer nieuwe initiatiefnemers met energie en idealisme. Ga je die allemaal korten op termijn? Anyway dat is het aloude probleem van de lange versus de korte termijn.
Het college is ook al niet schuldig?
Ja en Nee. Zijn mensen die domme dingen doen schuldig? Ze hebben het zelf niet door… Wat ik hier wil zeggen is dat als je institutionele vernedering wil vermijden je allereerst deformele gang van zaken ter discussie moet stellen. Hoe kan dit vertrouwen geven aan informele initiatieven die niet direct in het lopende beleid passen maar dit aanvullen.
Wat geeft vertrouwen?
Kijk naar Warschau en begin gewoon. Stuur op vaste afspraken in overleg vastgesteld en geef een jaarlijks vast budget wat vrij kan worden ingezet of vermeerderd via een fonds. Haal alle contraproductieve lineaire ingewikkeldheden uit het systeem.
Neem ons groen beheer en ons schoonmaken. Dat zijn vrij simpel te controleren taken. Het risico is laag, qua veiligheid. Wat kan er in Godsnaam misgaan dat levensbedreigend is? Of het schoon is kan iedereen in de wijk zien. Wij maken nu bijvoorbeeld de Oranjeboomstraat, 1, 2 kilometer vijf keer per week prikschoon. Dat zien mensen. Dat hoef je niet eens te controleren. De Meldr app geeft het aantal klachten per wijk daar kun je ook dingen aan aflezen. Het groen beheer dat we voorstaan is ecologisch met minimaal 50% inheems. We zorgen verder dat dat er fraai en verzorgd uitziet. Park 1943 en het Oleanderplein laten dat zien. Hiervoor is het kenniscentrum C.R.O.W. een richtlijn aan het maken in samenspraak met de sector en gemeenten. De Biocrow, we willen natuurlijk niets liever dan deze met Stadsbeheer samen vormgeven. Stadsgeneeskunde, een methode die stuurt op een biodiverse gezonde leefomgeving. Dat kan door het onderhoud anders te organiseren. Rotterdam kan hierin voorop lopen. Dat is de gemeenschappelijke uitdaging wat mij betreft.
Als wij de natuur genezen kan de natuur ons genezen.
Ik praat liever over natuur en niet over groen. Die zin heb ik op het bouwbord in Park 1943 geschilderd. Ik hou van dit soort slogans. Het zet je aan het denken. Wij zijn natuurlijk ook natuur en welke natuur genezen wij en welke natuur geneest ons. Alles is zo serieus. Daarom stond ook op het bord ‘natuur in uitvoering’, omdat we de natuur in Park 1943 haar werk laten doen.
Sommige van je medewerkers stoorden zich eraan.
Tegenstand is overal. ‘wij worden er ook op aangesproken Rini.’ Sorry, maar sommige dingen moet ik doen. We krijgen er discussies over, ‘als we onze natuur genezen kan de natuur ons genezen’, is wellicht beter. Daardoor kwam ik op ‘professioneel amateurisme’ als de kunststroming waar ik toe behoor. Dat begrip bestaat ook al niet. Terwijl het voor de hand ligt; je blijft professioneel amateur omdat je dan meer plezier in je werk hebt en toch je ding kunt doen. Veel beter dan een amateuristische professional.
Je houdt van provoceren?
Ja, maar ik wil geen mensen kwetsen, wel uit de tent lokken. Ik hou meer van openhartige gesprekken en van mijn dagelijkswerk. De omgang met de vrijwilligers met wie ik met sommigen al meer dan 10 jaar werk. Dat is de grootste uitdaging en geeft ook het meeste plezier en voldoening. Naastde natuur natuurlijk onze fantastische samenwerkingspartner. Samen een klus klaren.
Wil je nog iets zeggen tot slot? Een tegeltjeswijsheid.
Sommige dingen kun je niet voor je jezelf houden.
Commentaires