top of page

Stadsgeneeskunde en de Coronacrisis



De Coronacrisis is fascinerend en angstaanjagend tegelijkertijd. Persoonlijk werd ik er direct mee geconfronteerd doordat mijn beide ouders van 88 en 90 jaar Corona hebben gekregen. Ze zijn inmiddels herstellende; daar zijn we blij en dankbaar om. Ondertussen bleek onze stadsgeneeskundepraktijk onderdeel van de vitale sector: opruimen en tuinieren. We kunnen gewoon doorwerken. Stadsgeneeskunde is Coronabestendig, natuurlijk met de juiste voorzorgsmaatregelen. We werken buiten op voldoende afstand en dat is veilig en gezond. Bovendien zijn we in de publieke ruimte en kunnen ook op sociaal gebied het nodige betekenen. We zouden momenteel graag onze aanpak wijkbreed uitbreiden. We hebben voldoende mensen en op deze manier kunnen we de buitenruimte juist extra groen, gezond en gezellig maken als tegenwicht voor het binnenzitten en gebrek aan contact. Het is nuttig, veilig en gezond.

Wie het nieuws volgt, merkt dat de meningen over wat er na de crisis dient te gebeuren grofweg in twee kampen uiteenvallen: enerzijds de mensen die hopen dat dit een structurele positieve verandering teweeg zal brengen op het gebied van de klimaatcrisis en ons doorgeschoten consumentisme. Anderzijds de mensen die hopen zo snel mogelijk naar de ‘business as usual’ te kunnen terugkeren. Dat laatste zal zeker niet gebeuren, maar dat eerste waarschijnlijk ook niet. De geschiedenis leert ons dat iedere ‘grote crisis’ de samenleving structureel verandert, maar dat wordt pas zichtbaar na zo’n tien jaar.

De financiële crisis uit 2008 was in dit opzicht een kleinere crisis en heeft niet gebroken met de mechanismen die deze crisis veroorzaakten. Nu plukken we hier de zure vruchten van. Hoge schulden, weinig reserves en geen marktsolidariteit. De ‘multinationals’ helpen vooral zichzelf en hun aandeelhouders en niet de samenleving waar ze aan verdienen. Probleem is dat ze overal mee verbonden zijn en als ze omvallen ze heel veel meetrekken. Overheden durven ze niet te laten vallen. Ze zijn bang voor werkloosheid en sociale onrust. De overheid zou natuurlijk ook de mensen direct betalen. Overheden zijn degenen die het gemeenschappelijke geld beheren en degenen die bepalen wat ermee gebeurt. Het omvallen van bedrijven kan ook worden opgevangen door het geld direct aan de getroffenen te geven. Bijvoorbeeld in de vorm van een basisloon dat de koopkracht van mensen overeind houdt. Dit is een kans voor de nieuwe duurzamere bedrijven om te kunnen groeien zonder dat ze worden weggedrukt door de ‘grote vervuilende jongens’. Dit dempt de negatieve effecten van werkloosheid en de eraan verbonden sociale onrust.

Ik noem hier deze strategie omdat deze precies het tegenovergestelde is van hoe we crisissen in het verleden te lijf gingen. We hielpen steeds de grotere spelers en verzorgden werkverschaffing via publieke aanbestedingen. Dat laatste kunnen we sowieso doen, maar dit keer zouden we in plaats van de grote bedrijven juist de mensen kunnen beschermen. De bedrijven horen immers bij de oude infrastructuur die ons toen in die crisis heeft doen verzeilen.

Terug naar de crisis van dit moment. Overal staat de volksgezondheid plotseling op nummer een, bij sommigen zelfs op plek 1, 2 en 3. Dat is mooi en vreemd tegelijkertijd, want deze crisis gaat helemaal niet over onze volksgezondheid. Het gaat over de kwetsbaarheid van ons gezondheidssysteem en onze samenleving. Nu vind ik het heel verstandig als samenleving dat we volksgezondheid op nummer één zetten. Temeer daar gezondheid door de meeste mensen als het allerhoogste goed wordt gezien. Volksgezondheid is zoals het woord al zegt de totale gezondheid van het volk. Gezondheid is een begrip dat nogal ruim is. Het heeft een subjectieve en objectieve kant. Heel kort door de bocht kunnen chronische zieke mensen heel gelukkig zijn en kerngezonde mensen doodongelukkig; dat is subjectief. Als we objectief slechts de lengte van ons leven meten, als graadmeter, gaan we aan deze aspecten voorbij. Toch is dit wat we nog steeds constateren: hoe ouder een bevolking wordt, hoe gezonder deze is. Alles wordt gemeten naar verloren levensjaren. En dit wordt vaak ook nog eens gebracht als een verdienste van de gezondheidszorg en dat is helemaal niet het geval. We worden niet gezonder van gezondheidszorg, die zorgt hooguit voor minder ‘vermijdbare doden’.

Je ziet het nu aan de discussie rondom obesitas, roken en het coronavirus. Mensen die ongezond leven, hebben een veel grotere kans te sterven aan corona. Je ziet in onze acute zorg een focus op de snelle moordenaars: ongelukken, infectieziekten, hartaanvallen, tia’s, e.a. Daarnaast zijn er de langzame moordenaars en de erg langzame moordenaars. De laatste, de erg langzame moordenaars, werken haast onzichtbaar en tergend langzaam maar zeer effectief en maken op afstand de meeste slachtoffers qua ‘vermijdbaar vroegtijdig overlijden’. Ik bedoel ‘de grote vier’ van ons ‘moderne leven’: eenzaamheid, stress, slecht eten en weinig bewegen. Deze leiden dan op hun beurt weer tot de langzame moordenaars; verslaving, overgewicht, hart en vaatziekten, kanker en tal van chronische aandoeningen. Nu dus een snelle moordenaar als COVID-19 het werk van de langzame moordenaars grondig als pandemie afmaakt, leggen we de economie stil in naam van de volksgezondheid. Een nieuwe virusuitbraak gaat er met zekerheid komen, dat vertellen alle deskundigen. Om dus schade in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen bij weer een uitbraak, is het raadzaam in ‘vredestijd’ de langzamere moordenaars aan te pakken. Volksgezondheid staat immers op nummer één en de meest effectieve manier is de allerlangzaamste moordenaars aan te pakken, te weten onze moderne levensstijl: overconsumptie en individualisering.

Deze strategie is langzaam, maar gestaag en zorgt voor veel minder ‘vroegtijdig vermijdbare doden’: hoe effectief de toekomstige virusuitbraak wordt getackeld door ons zorgsysteem. Begrijp me goed, ik ben juist blij met de huidige aanpak, maar ik word nog blijer als we ook de diepere oorzaken van deze crisis aanpakken. Ik hoop vurig dat de zorg voor totale volksgezondheid of publieke gezondheid leidend wordt in het oplossen van deze crisis. Een strategie die de erg langzame moordenaars aanpakt om zo de langzame moordenaars, onze welvaartziekten, gezamenlijk te vermijden. Stadsgeneeskunde tracht dit lokaal te operationaliseren met een fonds dat stuurt op een gezonde leefomgeving op wijkniveau. Met de stadsnatuur als genezende buffer tussen mensen. De cijfers spreken voor zich: in groene wijken 30% minder depressie en 15% minder overgewicht. Alle kleine beetjes helpen, iets wat we in deze crisis aan den lijve ondervinden.

Het zou mooi zijn als we als mensheid in de toekomst meer liefde en waarheid gaan produceren in plaats van goederen en angst. Dat de natuur ons beschermt in plaats van omgekeerd en dat afval geen verspilling meer is maar grondstof in een circulair proces. Dit is toch zo’n beetje wat iedereen wil. Nu is het de tijd om het te waar te maken.

Nogmaals, ik zou niet weten welke kant het precies opgaat, maar dit is wel de weg waarvan ik hoop dat het heengaat: werkelijk en effectief investeren in volksgezondheid als basis voor ons samenleven. Net zoals we dieren in dierentuinen gezond proberen te houden, moeten we ook mensen in steden en daarbuiten gezond houden. We weten inmiddels hoe het moet en we zien iedere dag hoe het niet moet. Van een virus kun je niet winnen, je kunt er hooguit van leren en het beheren. We moeten hierbij op onze lichamen vertrouwen. Door deze crisis een oorlog te noemen en als zodanig te organiseren zal het virus zeer zeker winnen, want het is slechts een handlanger van de erg langzame en langzame moordenaars, een afmaker zogezegd. Je moet de werkelijke boosdoener, onze levensstijl en marktgestuurde globalisering aanpakken.

Mijn ouders hebben hun hele leven gezond geleefd; misschien heeft ze dat op dit moment gered, maar het kan ook stom geluk zijn. Virussen bestaan uit DNA met een jasje en ons DNA-profiel, erfelijke constitutie, bepaalt hier ook hoe de immuunreactie verloopt. Mijn vader slikte prednison, een immuunsysteem-remmer; misschien was daardoor zijn longontsteking minder erg. Het blijft gissen. Vandaar mijn vurig pleidooi om de werkelijke moordenaars aan te pakken, zodat we de snelle moordenaars beter kunnen weerstaan. Uiteindelijk gaan we allemaal dood en lengte van leven is niet alles. De dood hoort onlosmakelijk bij het leven; het lijkt nu wel of we de dood niet accepteren, terwijl we iedere dag zelf bijdragen aan een vroegtijdig einde. Ooit hoorde ik van een hoogleraar genetica de volgende uitspraak: ‘Je moet heel erg je best doen om vijf levensjaren toe te voegen aan je genetische leeftijd, maar je moet net zo je best doen om er vijf jaar af te halen.’ Het idee dat wij als mensen ‘onsterfelijk’ kunnen worden of nooit hoeven te lijden is werkelijk nergens op gebaseerd, dus een waandenkbeeld. Het dreigt de grootste onvervulbare claim van deze eeuw te worden en als ik ongelijk krijg zijn we geen mensen meer maar Goden. Die vervelen zich kapot zonder ons mensen. Het is beter te accepteren dat wij onderdeel zijn van het geheel: sterfelijk als al het andere en hier onlosmakelijk mee verbonden. In feite zijn we eeuwige wezens, maar omdat we tijd in slechts één dimensie ervaren, houdt dit op met de dood. Weten wij veel.

We komen uit een tijd van absolute uitspraken en hierop gebaseerde beslissingen. We gaan naar een tijd van relatieve uitspraken en betekenisvolle beslissingen. Het wordt weer een beetje zoals onze voorouders het deden voordat ze werden verblind door het ‘wetenschappelijk licht’ en gedreven door de ‘ambitie van vooruitgang’. Hoe dat er uitziet? Geen idee, maar het is niet per definitie een stap achteruit.

Rini Biemans

stadsdokter te Rotterdam

Featured Posts
Check back soon
Once posts are published, you’ll see them here.
Recent Posts
Archive
Search By Tags
Follow Us
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page