top of page

Wat is je initiatief waard ?


Vrijdag 6 april houdt het Landelijke Netwerk Actieve Bewoners een bijeenkomst in Rotterdam met als centrale vraag: Wat is je initiatief waard ? Toen ik werd gevraagd deze bijeenkomst te openen met een inspirerend verhaal was ik meteen enthousiast. Als Creatief Beheer zijn we al sinds 2002 actief in de wijk en waren de buurtinitiatieven nog op één hand te tellen. Tijdens de 16 jaar dat we in de wijk met bewoners en kinderen aan het tuinieren waren hebben we een pandemonium aan projecten, mensen en meningen zien passeren. Alles werd als waardevol en vernieuwend gepresenteerd, zeker met de komst van de crisis kon naar hartenlust in tijdelijkheid worden geëxperimenteerd. Tegelijkertijd werd er ook fors bezuinigd en de nieuwe praktijk was nog niet gevormd.

Samen vormgeven in de Praktijk

Het is nu 2018 en het lijkt erop dat we als samenleving voor een aantal fundamentele keuzen staan en deze keuzes dienen op lokaal niveau te worden vormgegeven en jawel: samen met de burgers. Het lijkt er ook op dat sinds de financiële crisis voorbij is, de oude verdienmodellen weer uit de kast zijn gehaald en er wordt doorgegaan of de crisis slechts een tijdelijke onderbreking was van de normale gang van zaken.

Tegelijkertijd lees ik op socialevraagstukken.nl dat ‘Burgerinitiatieven bezig zijn met een definitieve doorbraak in Nederland, zowel in steden als op het platteland.’ in een deze week gepubliceerd artikel met de titel: ‘nieuwe colleges moeten burgerinitiatieven niet door een boekhoudkundige bril bekijken.’

In het algemeen worden burger- of buurtinitiatieven als waardevol en gewenst gezien, echter als het gaat om geld en vertrouwen is men nog steeds erg zuinig. Terwijl hier toch de mogelijkheden liggen om een nieuwe praktijk samen met burgers en professionals vorm te geven.

Je zou dus verwachten dat dit toch wel iets voortvarender opgepakt zou worden door bestuurders en ambtenaren. Bovendien wordt deze praktijk inmiddels door wetgeving ondersteund, te weten, WMO, participatiewet en de komende omgevingswet, die allen een grotere rol toebedelen aan de burger en lokale besturen. Wat is er aan de hand?

Een gezamenlijke opgave

Als Stadsdokter gaat het mij om gezonde leefomstandigheden voor alle bewoners van een stad. Dit hebben we stadsgeneeskunde gedoopt omdat het grootste rendement van onze aanpak op het gebied van de volksgezondheid ligt. Op onze hoogtijdagen tussen 2010 en 2014 waren we actief in 9 wijken met overwegend goede resultaten. De laatste vier jaar echter hebben we steeds meer last gekregen van een tegenwerkende overheid. Het was vooral overleven en november vorig jaar hebben we de gemeente Rotterdam via het Right to Challenge officieel uitgedaagd. Dit was voor ons de enige weg om onze praktijk volgens onze eigen inzichten door te kunnen ontwikkelen.

Het is een lang en leerzaam verhaal, maar het kwam erop neer dat we de laatste jaren onze projecten niet konden doorzetten. De gemeente kwam afspraken eenvoudig weg niet na, vond dat mensen het vooral zelf moesten doen en beoordeelden eenzijdig vanuit administratieve data, die wij dienden aan te leveren (extra werk) en waar we bovendien niet in geloofden.

Het Right to Challenge zien we als een recht op samenwerking met de gemeente, want precies daar ligt de uitdaging. Hoe krijgen we die decentrale integrale aanpak van grote stadsproblemen operabel en hoe wordt de waarde ervan voor iedereen duidelijk ?

Dit is net zo’n grote uitdaging voor de gemeente dan voor burgers/bewoners.

Immers als dit lukt zal hier de meeste toekomstige waarde ontstaan voor de samenleving en als het mislukt tja, dat lijkt me voor de lange termijn onwaarschijnlijk maar voor de korte termijn mogelijk. Daarom is het juist nu zo belangrijk serieus met deze vragen aan de gang te gaan.

Verschillende soorten burgerinitiatieven en de werkelijke waarde

Als we naar de huidige praktijk kijken zien we dat er veel verschillende soorten burger/buurtinitiatieven zijn.

Een Amsterdams onderzoek van Justus Uitermark en Emiel Rijshouwer uit 2015 deelt initiatieven in op basis van wie de initiatiefnemer/financier is. Ze komen zo tot 3 soorten:

  1. Participatieprofessionals die in opdracht van of in nauwe samenwerking met de overheid bewoners aansporen tot buurtinitiatieven.

  2. Participatieprofessionals die, gedreven door bezuinigingen, bewoners weten te bewegen mede-eigenaar van een buurtonderneming te worden;

  3. Burgers die het heft in eigen hand nemen door uit eigen initiatief nieuwe voorzieningen te creëren

De overeenkomst is dat er in alle initiatieven sprake is van participerende burgers. Eigenlijk komt alleen type 3 voort uit werkelijk initiatief van bewoners (vaak uit onvrede). Meestal komen initiatieven dus uit de koker van professionals/sociale ondernemers en sluiten deze aan op de laatste beleidstrends, waar overheden en woningcorporaties fondsen voor beschikbaar hebben. In de in het onderzoek onderzochte gevallen (type 1 en 2) leidt dit niet of in beperkte mate tot een overdracht van eigenaarschap aan burgers.

Omdat bewoners bij deze projecten als doelgroep worden aangesproken, is de stap naar mede-eigenaarschap groot. De beperkte betrokkenheid van bewoners hangt samen met beperkte autonomie. Ook de burgerinitiatieven van type 3 worden uiteindelijk ingekapseld en behandeld als professionele organisaties.

‘Er zijn minder subsidies beschikbaar maar er worden meer eisen en voorwaarden verbonden aan subsidie of een lage huur. Wat tegenwoordig een “Huis van de Wijk” wordt genoemd, wordt door overheden, welzijnsinstellingen en woningcorporaties ook gebruikt om als een opvangplek voor psychiatrische patiënten en daklozen. Naast extra regels en extra taken kunnen ontluikende buurtinitiatieven te maken krijgen met rigide handhaving van regels op het gebied van veiligheid, reclame-uitingen en terrassen. Sommige respondenten verzuchten dat zij als vrijwilligers worden geacht zelf inkomsten te verwerven maar dat zij de grootste moeite ondervinden om dit ook te doen.’

Ook hier de klacht van de eisende en tegenwerkende overheid, die wel de problemen decentraliseert, maar niet de middelen. De geschiedenis leert zal dit niet eeuwig zal duren en dit is te zien als de laatste stuipstrekkingen van een systeem dat zichzelf heeft overleefd.

Dit baseer ik op een aantal observaties. De oude verdienmodellen zijn wel weer uit de kast gehaald maar ze zijn ook achterhaald. Met andere woorden ze doen niet meer wat ze beloven. Als je ziet hoe een project als Feyenoord City zichzelf isoleert van de samenleving en niet overtuigend kan vertellen waarom dit nu zo nodig is. Hun waardepropositie en en hun positie is verzwakt. Vroeger was dit niet aan de hand want niemand twijfelde aan het nut en het belang van fysieke investeringen voor de stad. Als het beter ging zouden immers ook de armere en zwakkere mensen ervan meeprofiteren. Deze zogenaamde ‘trickle down’ belofte is niet verwezenlijkt. Sterker nog, de tweedeling in de samenleving groeit nog steeds. Het sprookje is over, de voormalige keizer; fysieke grootstedelijke gebiedsontwikkeling loopt definitief in zijn nakie. Het is voor dit soort projecten dus aanzienlijk moeilijker hun maatschappelijk belang aan te tonen, dan voor de opkomende buurtprojecten.

De enige reden dat de oude verdienmodellen dus nog bestaan is omdat het falen ervan nog niet tot iedereen is doorgedrongen. We zitten nu in een tijdelijke impasse waarbij de oude investeringsstrategieën in het fysieke hun rendement hebben verloren en de nieuwe op het fysiek-sociale vlak nog niet stevig genoeg zijn om rendement te leveren. Hier zit de werkelijke waarde van burgerinitiatieven wat mij betreft is dat het gegeven dat ze een sociale en solidaire samenleving trachten vorm te geven op een nieuwe en effectieve wijze.

Dit is lastig in tabellen uit te drukken, althans niet de systeemverandering die nodig is. Dus als de overheid niet meedoet en niet zichzelf de maat neemt kun je uitrekenen wat je wilt het zal niet helpen. Tegelijkertijd kan de overheid plannen maken tot ze erbij neervallen als ze dit niet samen met het werkveld en burgers doen is het verspilde tijd.

Kansen en knelpunten

De grootste waarde aller waarden is dus volgens mij een geslaagde transitie van een verzorgingsstaat naar een verzorgende solidaire samenleving. Dit betekent wederzijds begrip en samenwerking, precies de waarden die de meeste burgerinitiatieven, maar ook alle vernieuwingspartijen en de overheid in hun vaandel dragen. Qua doelstelling zijn alle partijen het dus grotendeels met elkaar eens. Dit is natuurlijk een winstpunt in essentie wil iedereen een inclusieve samenleving met sociale zekerheid. Mits deze natuurlijk betaalbaar is.

De hamvraag is nu; Hoe gaan we dit doen? Hierover is nogal wat meningsverschil. De knelpunten en obstakels, maar ook de kansen moeten we zoeken in de uitvoering en het beleid. Nu is de laatste 15 jaar zowel in de uitvoering als beleid enorm veel ervaring opgedaan en ideeën getest en uitgewerkt. In feite weten we al wat werkt en niet werkt. Wat houdt dan een constructieve samenwerking tussen overheid en burgers tegen ? Het eerder aangehaald onderzoek benoemd een drietal factoren, die licht op de zaak werpen.

Het misverstand van de groeiende beweging

De veel geprezen voorbeelden van bottom-up stadsontwikkeling blijken vaak royaal ondersteund en gericht op de consumptieve behoeftes van een creatieve middenklasse wiens aanwezigheid als zodanig wordt gezien als een bijdrage aan de wijk.

Niet iedereen is actief maar met verwijzing naar een aantal “kwartiermakers” en “pioniers” (vrijwel zonder uitzondering betaalde professionals) wordt het idee gecreëerd dat we ons in het prille stadium van een grootse beweging bevinden.

Met verwijzingen naar positieve ontwikkelingen wordt de suggestie gewekt dat bewoners “nog” niet helemaal betrokken zijn en dat het nu eenmaal moeilijk is om burgers actief te krijgen. Vaak wordt hierbij ook gerefereerd aan het recente verleden waarin bewoners niet voldoende verantwoordelijk werden gemaakt. Maar het idee is dan dat er wel een beweging in de goede richting is die met enig aanjagen of kwartiermaken vervolmaakt kan worden.

Het professioneel inzetten en beoordelen van vrijwilligers

Bewonersprojecten krijgen te maken met de almaar toenemende eisen van overheden. Ze worden behandeld als marktpartij wanneer ze hun activiteiten aankondigen of drank verkopen om kosten van activiteiten te dekken en ze worden behandeld als overheidspartij wanneer ze korting krijgen op de huur of subsidie ontvangen.

Door deze regels is het niet bepaald aantrekkelijk om eigenaarschap (verantwoordelijkheid) op te eisen en dat wordt er ook niet aantrekkelijker op. Zeker waar het gaat om het overnemen van klassieke taken van de verzorgingsstaat, zoals het opvangen van kwetsbare groepen als psychiatrische patiënten of daklozen, zien we dat initiatiefnemers ervoor terugdeinzen om verantwoordelijkheid te nemen. Bij de Huizen van de Wijk trekken bewoners zich bijvoorbeeld terug als deze kwetsbare groepen te sterk aanwezig zijn.

Waar wel pogingen worden gedaan om deze groepen bij het initiatief te betrekken vergt dit een grote inspanning en gaat het gepaard met conflicten.

Financiers bepalen of een initiatief doorgaat

De financiers (niet: de bewoners) bepalen of iets doorgaat. Dat financiers zo grillig opereren heeft er ongetwijfeld mee te maken dat zij op hun beurt opereren binnen een veld waarin ze voortdurend de waarde en het effect van hun projecten moeten aantonen. Het gevolg daarvan is dat ze regie willen houden over projecten en waar voor hun geld willen. Hoe begrijpelijk dat ook is, het leidt ertoe dat bewoners geen eigenaarschap voelen of claimen.

Wat is eigenaarschap ?

Het begrip eigenaarschap wordt vaak gehanteerd inzake burgerinitiatieven. Dit is gedaan omdat het uitgaat van de redenering dat als bewoners zich ‘eigenaar’ voelen, ze er dus ook tijd en moeite in willen stoppen. Uit onderzoek naar traditioneel vrijwilligerswerk blijkt dat burgers dit doen als ze het leuk vinden en nuttig, maar er ook goed in zijn (of hierin worden ondersteund). Tegelijkertijd dienen ze er natuurlijk ook gewoon stomweg tijd voor te hebben. Dus als burgers geen ‘eigenaarschap’ vertonen is dat niet in eerste instantie de schuld van de burgers. Je kan ook stellen dat als mensen niet meedoen, dit in eerste instantie de fout is van het project, het weet mensen niet te motiveren en te binden.

Hier wringt de schoen. Het lijkt een beetje op een relatieprobleem waarbij de verwachtingen van beide partners zijn niet goed afgestemd. Om het gechargeerd te stellen. De overheid verwacht een wonder zonder zelf wezenlijk te hoeven veranderen en bewoners verwachten loyale ondersteuning en vertrouwen, in ieder geval geen tegenwerking.

Nieuwe rollen op wijkniveau

Om uit deze impasse te komen wil ik een andere benadering kiezen namelijk die van de verschillende rollen en spelers op wijkniveau. Traditioneel kun je vier verschillende rollen onderscheiden naar doel en verantwoordelijkheid. Dit zijn de bewoner/burger, de ondernemer, de investeerder en de overheid. Waarbij de overheid tekent voor onderwijs, zorg en welzijn, handhaving en onderhoud publiek domein. Deze overheidstaken zijn nu precies de taken die participatief en decentraal dienen te worden.

In het idee van participatiesamenleving wordt deze traditionele rolverdeling horizontaler met een decentrale sturing. Hetgeen de overheid van een bepalende rol naar een rol met verantwoordelijk samenspel brengt. Deze nieuwe ‘decentrale praktijk’ behoeft een andere manier van meten en sturen, waarbij de algehele verantwoordelijkheid van de overheid voor hun traditionele kerntaken hetzelfde blijft, maar met dit verschil dat ze het nu samen met andere partijen vormgeven.

Om dit goed te kunnen organiseren zijn er ons inziens twee extra rollen nodig en een heldere gezamenlijke doelstelling. Actieve bewoners, vrijwilligers, participanten zijn een nieuwe partij geworden met een nieuwe rol. ‘De burger/bewoner’, de grootste en belangrijkste groep splitst zo in tweeën tussen bewoners die participeren (deelnemers) en bewoners die gewoon in de wijk wonen. Die laatste groep dient natuurlijk ook baat te hebben bij de aanpak zonder dat ze daar perse aan hoeven mee te doen.

Creatief Beheer heeft naast de deelnemer nog een extra rol toegevoegd; de Tuinman(m/v), deze zorgt voor samenwerking, transparantie, vakmanschap en wederkerigheid in de praktijk. Hoewel niet de hoofdrolspeler is de Tuinman(m/v) een noodzakelijke voorwaarde voor het totale proces. Dit is de vakman/vrouw die de nodige kennis, kunde en organisatiekracht levert aan de participatietrajecten. De eventuele extra opstartkosten verdien je makkelijk terug, omdat het participatieprogramma gestaag groeit in kwaliteit en kwantiteit met een maatschappelijk rendement dat gestaag meegroeit zonder extra kosten !

Terug naar de waarde

Er zijn een aantal verschillende soorten waarden in het spel. Individuele, gemeenschappelijke, kwantitatieve en kwalitatieve waarden, alles speelt hier samen.

Wat een initiatief voor een individu betekent is een belangrijk uitgangspunt voor initiatieven. Met deze benadering is te zien dat verwarring voor de hand ligt als hier geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende rollen en belangen. Deelnemers hebben een heel ander belang dan bewoners en juist deelnemers hebben behoefte aan een goed programma. Zij willen de wijk helpen, maar er natuurlijk ook zelf op vooruit gaan.

Voor zowel deelnemers als alle overige groepen is de belangrijkste eerste vraag: Wat is voor u de waarde van dit burgerinitiatief? Alle antwoorden zullen per speler en rol verschillen. Hier komen de menselijke waarden en motivatie bovendrijven, de motivatie waarom mensen dit belangrijk vinden en hoe ze hun bijdrage zien aan het geheel.

De centrale gedachte is dat zowel participerende burgers er voordeel aan hebben alsook de gemeenschap als geheel. De deelnemer met een individueel belang (leuk, goed en nuttig) en het project/traject met een gemeenschappelijk belang. In het gemeenschappelijk belang van een initiatief huist dan ook de maatschappelijke waarde en ook de uiteindelijke mogelijkheid tot duurzame doorgroei en financiering.

Maatschappelijk rendement

Tegelijkertijd kan wel een kwantitatieve schatting gemaakt worden van de waarde in euro’s door het verwachte maatschappelijk rendement van initiatieven middels kengetallen te berekenen in een maatschappelijke Kosten/Baten Analyse (MKBA).

Het is belangrijk te constateren dat deze MKBA rekent met kengetallen op basis van de bestaande praktijk. Dit is dus nooit meer dan een richting, de werkelijke waarde openbaart zich pas in de toekomst. Dit geldt overigens ook omgekeerd voor de klassieke investeringsmodellen, die ook geen rekening houden met een systeemwijziging of zelfs oorlog. Het kan allemaal gebeuren en dan veranderen alle rendementen. Het zegt dus zeker iets over de maatschappelijke waarde, maar slechts het gedeelte dat in geld is uit te drukken. Alle andere waarde wordt in feite niet betrokken en verdwijnt uit het zicht. Dit is dan ook meteen het gevaar van een dergelijke kwantitatieve benadering.

Als voorbeeld van een dergelijke MKBA berekening zal ik het Proefpark de Punt bespreken. Het Proefpark (2004) is ontstaan als zelfbeheerproject op een braakliggend stuk grond, waarop vanwege de crisis niet gebouwd kon worden. Nu 14 jaar verder is het een volwassen park geworden met een hoge esthetische, sociale en ecologische waarde. Een voorbeeld voor alle parken in Nederland, want we weten precies wat het gekost heeft en we kunnen via de TEEB methode het maatschappelijke rendement berekenen. Dit hebben we gedaan voor 12 jaar, de kosten waren 360.000 euro en het maatschappelijk rendement was 1,200.000 euro. Dit is een maatschappelijk rendement van 233%. U kunt de TEEB berekening hier nalezen.

Nu is dit natuurlijk een benadering op basis van kengetallen, die zijn gebaseerd op onderzoek aan de hand van correlaties. Het is een benadering maar vooralsnog de beste die we kennen. Als dit een rendement van 233% geeft kun je genoeglijk stellen dat op deze wijze investeren in parken en stadsnatuur een zeer goede strategie is als maatschappelijke investering door gemeenten.

Tijdelijkheid...

De vreemde situatie doet zich voor dat nu het Proefpark de Punt zoals afgesproken moet plaatsmaken voor huizen, ook het maatschappelijk rendement verdwijnt. De bewoners van de huizen komen in die zin te wonen in een slechtere wijk dan voorheen. Immers een plek met duidelijke maatschappelijk meerwaarde verdwijnt. Dit verlies aan maatschappelijke waarde is ook weer te berekenen. Te meer daar het grootste effect van het Proefpark nu juist de stijging van de vastgoedwaarde van de omliggende woningen betreft. Tegelijkertijd zijn de nieuwe huizen en nieuwe bewoners natuurlijk ook een investering met een maatschappelijke rendement. Ben benieuwd of de uitkomst positief of negatief is en waar het rendement precies ligt, waarschijnlijk niet in de vastgoedstijging van de omliggende woningen…

In deze casus zijn goed alle verschillende soorten maatschappelijke waarde te benoemen. De TEEB berekent de meerwaarde van de uitvoering in vergelijking met bestaande praktijk. Bij het Proefpark is dit goed te berekenen, omdat we precies wisten wat het heeft gekost en dat het al 14 jaar bestaat.

Een Park dat kon groeien vanuit een kaal grasveld met trechterzand tot wat het nu is te. Een Park met een zeer hoge natuurwaarde, het huisvest de grootste mussenkolonie (!) van Rotterdam en hogelijk gewaardeerd door omwonenden. Het heeft een belangrijke sociale functie in de buurt, talloze kinderen zijn er opgegroeid al ravottend in het groen en even zovele vrijwilligers hebben er samen met het Tuinteam met plezier aan gewerkt. Dit alles willen we graag behouden voor de wijk, we zijn nu dan ook met gemeente en partners in gesprek hoe dit te organiseren als het Proefpark straks verdwijnt.

Maar het heeft ook een waarde als vernieuwing en inspiratie voor anderen. Deze aanpak kan toegepast worden bij ieder bestaand park in Nederland. Het is dus een kant en klaar getest model voor iedere gemeente die haar parken meer ecologische en sociale waarde wil geven. De methode heeft zich in de praktijk ontwikkeld en is eenvoudig overdraagbaar, meetbaar en stuurbaar. Dit vertegenwoordigt vanzelfsprekend een veel grotere maatschappelijke meerwaarde, mits het gebruikt wordt.

Samenvattend kunnen we dus stellen dat ieder initiatief een specifieke individuele waarde bezit voor deelnemers en belanghebbenden. Ieder initiatief heeft een directe waarde in de uitvoering, de middelen, de inzet en het resultaat; het maatschappelijk rendement. Dit is te berekenen, echter dit zegt niet alles over de werkelijke waarde. Om het heel grof te duiden, projecten die kinderen een betere start geven hebben een vele malen hoger maatschappelijk rendement dan projecten die ouderen een plezierige oude dag bezorgen.

Ieder initiatief bezit daarnaast een (te ontwikkelen) conceptuele waarde, dit is een idee en een handelingsperspectief dat overdraagbaar, meetbaar en stuurbaar is en bruikbaar voor een maatschappelijk ontwikkeling van meer burgerbetrokkenheid en flexibel bestuur.

Zoals ik heb betoogd schuilt er in de realisatie van een effectieve transitie een nog hogere waarde. Dus samenwerking richting deze integrale en decentrale wijkaanpak realiseert een meerwaarde voor alle deelnemende partijen, te weten, overheid, ondernemers, vrijwilligers, organisaties (scholen, welzijn, ouderen,e.d.), burgers, etc. Ieder initiatief dankt haar uiteindelijke succes aan een goede samenwerking met de verschillende belanghebbenden. Maar ook gevestigde partijen hebben voordeel aan samenwerking richting het juiste doel. Dit is een kansrijke route waarbij alle partijen voordeel hebben en dat is de waarde van de menselijke verbinding, de ontmoeting. Deze waarde is wat mij betreft een noodzakelijke voorwaarde om tot de nieuwe gewenste decentrale en integrale praktijk te komen. Hierin schuilt dan ook volgens mij de kracht van deze ‘bottem up beweging’, want ondanks tegenwerking of hulp zijn mensen feitelijk al betrokken en voegen toe aan het totale resultaat.

Om dus de vraag te beantwoorden, Wat is de waarde van je initiatief? Kun je starten met je af te vragen wat de waarde voor jou is en vervolgens te bedenken wat de waarde voor anderen zou kunnen zijn. Zo kom je tot gemeenschappelijke waarden binnen en buiten je project waarin iedereen zich in kan vinden. Dit vormt een vertrekpunt, richting en eindbestemming, simpel en begrijpelijk voor alle deelnemende partijen en een fundament om op verder te bouwen.

Featured Posts
Check back soon
Once posts are published, you’ll see them here.
Recent Posts
Archive
Search By Tags
Follow Us
  • Facebook Basic Square
  • Twitter Basic Square
  • Google+ Basic Square
bottom of page